Sedert 29 april 2016 ben ik buddy bij Het Ventiel. Niet altijd even intensief, maar toch regelmatig. Na een opgedrongen rustinterval vanaf december 2016 iets minder intensief. Ik herinner me nog levendig één van mijn eerste zelfstandige activiteiten als buddy; een bezoek aan het vlasmuseum in Kortrijk. Ik meen er over geschreven te hebben. Pico zei dat ik de meeste deelnemers zou kennen, behalve twee die van “ver” kwamen., nou ja ver dat was dan Oostende en Brakel. Als buddy ben ik altijd een beetje nerveus als er nieuwe deelnemers zijn; niet alleen de bekende “vrees voor het onbekende” speelt maar ook vragen als “hoe zijn de deelnemers als mens” en “ wat kan je van hun verwachten als deelnemer”? Deelnemer Brigitte uit Oostende mocht nog zelf rijden, Jo uit Brakel was vergezeld van zijn schoonpapa; een vriendelijke, goedlachse man.
Een paar weken geleden kwam ik dezelfde vriendelijke man opnieuw tegen; de ogen vol tranen, het gezicht doorploegd van smart en onbegrip; de vriendelijke lach was weg en droefenis tekende zijn gezicht méér dan de leeftijd. Beide “nieuwe deelnemers van ver” zijn ondertussen niet meer onder ons; Brigitte werd ons ontrukt door een ongeval, Jo kon de, ongelijke, strijd niet winnen van een vreselijke ziekte : Jongdementie.
Begrafenis
Bij begrafenissen ontgaat me het kerkelijk deel grotendeels; het lummelende, onpersoonlijk gepreekt van een veelal overjaarse priester kan me niet of toch maar weinig, boeien. Enkel bij het “persoonlijke” deel, de getuigenissen, let ik op. Dat is ook het enige deel van de dienst dat door mensen wordt gebracht die emotie en medeleven betonen; de voorgangers, waarvan de bewaardatum bij velen al lang verstreken is, kijken soms net niet op hun horloge of het nog geen tijd zou zijn voor hun wekelijke of dagelijkse porto. Na de begrafenisdienst van Jo troepten de Ventieltjes samen om, kort, na te keuvelen; kort want de regen viel met bakken uit de hemel, een overtuigend teken van rouw van Vanboven. Zelf was ik redelijk afwezig bij dit napraten; iets had mijn aandacht getrokken. Was het er één? Zou het kunnen? Hier, in Everbeek? Hoe lang zou hij er al liggen en hoe oud zou die kerk zijn? [ ik heb het opgezocht, vroeg 18e eeuw, 1719-1758 ]. De meeste begrafenisbezoekers hadden geen oog voor de verhoging in steen, versleten door weer en wind; een stille getuige van het dorpsleven van toen en nu. Een voorloper van plakkaten, Belgisch Staatsblad, kranten, en sociale media : een roepsteen. Zou Marc Zuckerberg, medestichter van Facebook, weten wat een roepsteen is? Zijn jongste zus Donna misschien wel, zij werkt als enige van de familie met vier kinderen niet in de technologiesector maar doctoreerde in klassieke filologie aan de Princeton University. Van die “Suikerbergjes” kan je véél zeggen, voor of tegen, maar niet dat ze een gebrek aan verstand hebben! Stel je voor dat ik deze blog niet op het heilige internet kan neerpoten, maar deze dien af te roepen op een roepsteen! Bij wijze van Ventielactiviteit valt dit misschien te overwegen, maar een héél dorp krijg ik zeker niet in beweging.
Om toch maar zeker te zijn dat ik me niet had vergist in de vierkante blok, bracht ik een bezoek aan de bib van de UG, afdeling geschiedenis. En ja, daar stond het, zwart op wit :
5 – BRAKEL, Everbeek
Roepsteen (n.b. 7/1983 ), gelegen tegen de Z.-kant van de St.Mariakerk in bet Benedenkwartier.
Het is een massief, vierkant steenblok van ca. 60 x 60 cm.breedte en ca. 25 cm. hoogte.
Roepsteen
Een roepsteen is de meer algemene term voor een stenen blok vanwaar vroeger bekendmakingen werden gedaan. De betekenis ervan hangt nauw samen met de afkondiging en bekendmaking van wetten en besluiten. Afkondiging en bekendmaking. Hetzelfde? Verre van, maar dit uitleggen is té langdradig, laat het ons erbij houden dat ze nauw samenhangen. Al sedert de middeleeuwen wordt iedereen geacht de wet te kennen. Waar dit vandaan komt weet niemand precies zeker, maar in elk geval was ongeletterdheid een hinderpaal om dit schriftelijk te doen. Trouwens de communicatiemiddelen waren destijds vrij beperkt, dus de orale bekendmaking primeerde. In de praktijk ging de omroeper staan op de voor het afroepen geëigende plaats, veelal de roepsteen. Daarna roerde hij/zij de bel om de aandacht te trekken en wachtte tot het volk zich rond hem/haar ( hoewel in die tijd zeker een” hem”) had verzameld om dan met “luide stemme” de eigenlijke afkondiging te doen. Zie je Goedele Wachters al naast de kerkdeur staan en luidop “Het Journaal” voorlezen? Dat zou pas weer jong en ander volk naar de kerk lokken, een frisse voorganger waarvan de bewaardatum nog lang niet overschreden is! Achteraf “Het Weer” met een Jill Peters en je trekt volle zalen, dorpskerken worden kathedralen. En een porto mag ook een Orvalletje, Ricard of Duveltje of Rochefort bleu zijn!
Roepstenen, overblijfselen met rechtshistorisch en folkloristische betekenis, verdwijnen in ijltempo. Nochtans is hun ligging, veelal liggen ze bescheiden in een hoek van een kerkportaal, tegen een kerkgevel of kerkhofmuur, verre van hinderlijk voor koning auto, een huiswaarts kerende boemelaar of, een uitstervend ras, een in gebed verzonken kerkganger. Om terug te keren richting Het Ventiel : in Hulste bleef de steen dankzij de inspanningen van de plaatselijke heemkundige kring bewaard en zou hij voor het oorlogsmonument nabij de kerk liggen. Ik schrijf “zou” omdat ik de informatie uit de UG bib heb en deze niet kon verifiëren. Misschien kan een goede Ventielziel dit nagaan?
1964
Mocht in 1964 nog zo’n afroepgebruik bestaan hebben, wat zou de roeper kunnen afkondigen? De geboorte van Jo misschien op 20/11/1964, samen met het lied van Johny Holiday uit hetzelfde jaar : “Pour moi la vie va commencer”. Of misschien dat België twee schamele puntjes haalde op het songfestival in Kopenhagen? Dat in datzelfde Kopenhagen het beroemde beeld van De Kleine Zeemeermin werd onthoofd? Dat 1964 een jaar van weerextremen was ( op 12/06/64 werd 34.6°C gemeten in Rochefort, negen dagen later, op 21/06/64 in Virton -0.6°C)? Dat in de formule 1 Jack Surtees, een brit, wereldkampioen werd met Ferrari? Dat diezelfde Surtees de enige is die ook wereldkampioen werd met de motorfiets? Nu ja motorfiets, moto klinkt beter; in de categorie 350 en 500cc samen werd hij 7 keer wereldkampioen! Dat Jo een liefhebber van F1 was kan geen toeval meer zijn.
Waar zit de braafste jongen?
De befaamde jaren ’60. Zelf begon ik mijn schoolcarrière in 1965, tenminste het eerste leerjaar toch. Dat die leuker werd naarmate ik vorderde kon ik toen helemaal niet inschatten. In het “lager” ging ik verre van graag naar school. Onderstaande foto geeft een sfeerbeeld van toen, in 1965. De eerste drie lezers die mijn exacte positie in de klas kunnen weergeven en een mail of berichtje sturen naar deze blog ( tijdstip ontvangst mail is beslissend), winnen een fles cava.

Das Leben in Deutschland
De demografische groei, ook wel babyboom genoemd, bracht een generatie voort die de oorlog niet had meegemaakt. De eerste helft van de jaren zestig ademde nog de sfeer van de jaren’50; jaren die nodig waren om WO II een plaats te geven en de maatschappij geleidelijk aan opnieuw op te bouwen. Je ziet op de foto : Belgische School Neheim. Neheim, een deelgemeente van Arnsberg in Sauerland ( een deel van de deelstaten Nordhein-Westfalen en Hessen) ligt in Duitsland. Je zou dus kunnen stellen dat ik een gevolg ben van deze “maatschappijheropbouw” van de jaren 50-60; mijn vader maakte deel uit van het bezettingsleger ( tot overmaat van ramp, zeker als je adolescent bent, bij de gerechtelijk afdeling). In Duitsland was ik de Belg, in België de Duitser. En ik kan je verzekeren dat dit in de jaren zestig geen lachertje was. Ik kan me herinneren dat ik, op vakantie bij tante Simonne in Lauwe, als knaapje van 10-11 jaar voetbalde met de lokale jeugd. Mijn “Westvlams” was even vloeiend als dat van de lokale jongeren, maar toch kwam een vader zijn huis uitgeschoten om me uit te schelden voor “ vullen Duts makt deie noar us zit”. Dat mijn oom hoofd van het lokale verzet was geweest tijdens WOII met als undercovernaam Tijl Uylenspiegel werd, gemakshalve, vergeten. Oompje trok naar buiten en het geschil was snel, vredelievend, bijgelegd. De emotionele schade bleef, tot op vandaag.
Sire, er zijn nog puriteinen
Maar terug naar de eerste helft van de jaren zestig, die nauw aansloten bij de “gemoedelijke” jaren ’50. De babyboomers groeiden op in een economisch gunstig klimaat en stonden onbegrijpend tegenover de mentaliteit van hun ouders en het gevestigde bestuur, die getekend waren door de oorlog en de inspanningen voor de wederopbouw. Voor het eerst gingen jongeren “ en masse” studeren, verlieten ze hun dorp met roepsteen en familie en kwamen in kringen terecht waar hun ouders enkel van hadden kunnen dromen. Je zou zelfs kunnen zeggen dat de jaren zestig zoals wij ze ons nu herinneren, de jaren van LSD, vrije liefde, opleven van een geweldloos anarchisme ( provo acties) pas begonnen na een publicatie van een boek. Hét boek van de jaren ’60, en laat het nu net dat boek zijn dat mij, mid 1978 confronteerde met de schijnheilige en puriteinse kant van Vlaanderen. Ik heb altijd, en nog, graag gelezen. Louis Couperus’ “ Van oude mensen, de dingen die voorbijgaan” heb ik graag gelezen; net als het veel latere gepubliceerde “ Het leven een bries” van Adriaan Venema. Beide las ik toen ik 16 jaar was, dus wou ik, rijper zijnde, wel eens dat roemruchte boek uit 1964 lezen. In Brugge sprong ik, net mijn eerste jaar universiteit achter de rug en dus niet meteen een broekventje, bij “De Standaard” boekhandel binnen. Het roemruchte boek uit 1964 vond ik niet meteen, dus hulp gevraagd aan een winkelbediende. En ik had het kunnen weten; welk literatuur minnend mens verkoopt boeken met een das en strak in het pak? “ Mijnheer” zo vroeg ik beleefd, hebt u “ Ik Jan Cremer” van Jan Cremer? De man keek me aan of ik ter plekke zijn jongste dochter wou ontmaagden en snauwde me met een door de jaren gevormde schijnheiligheid en op het uiterlijk gerichte gekoesterde kleinburgerlijkheid toe : “ wij verkopen geen pornografie”. Pornografie? Tot 1978 werden méér dan 12 miljoen exemplaren van Cremer verkocht, de auteur werd vertaald in 12 talen en verscheen in 30 landen. “ Ik Jan Cremer” is hét jaren zestig boek, een voorbeeld van niet-traditionele autobiografie! Het gaat over het leven van een vrijgevochten volksjongen en bevatte meer dan 10 jaar later voor Vlaanderen blijkbaar té veel grofheid, té veel geweld en té veel expliciete seksuele beschrijvingen . Ach, misschien was ik ook gewoon de verkeerde boekenwinkel binnengestapt.
Als je bovenstaande anekdote leest, valt het wel te begrijpen dat de jeugd van de jaren zestig weigerde de bestaande orde te aanvaarden en weigerde zich te schikken naar de wil van het ouderlijk, wereldlijk en kerkelijk gezag. Dat dit laatste instituut zijn gezag bij diezelfde jeugd schromelijk zou misbruiken, daarop dienden we nog haast een halve eeuw te wachten! De jongeren van de jaren ’60 ijverden voor een transparant bestuur, bescherming van het leefmilieu en durfden openlijk vragen te stellen over seksualiteit, euthanasie en drugs.
De ziekte van Juncker
Als ik deze laatste alinea vergelijk met de folders en leuzen voor de komende verkiezingen , kan ik enkel vaststellen dat er weinig is veranderd. Het is anders, zéér zeker maar het gebakkelei en geruzie der politici op radio, tv, kranten en allerhande media, maakt me onwel. Onlangs las ik dat onze politici lijden aan “ de ziekte van Juncker ”: we weten wat we moeten doen, maar we weten niet hoe we verkozen geraken áls we het doen”. Triest, intriest. Wij bij het Ventiel weten wel wat we dienen te doen, klaarstaan en helpen. En wij zijn “maar” vrijwilligers. Denk daar even over als je je verplichte stemplicht vervuld in het stemhokje, later deze maand.
Als toetje een gedicht uit 1968 van Ben Cam. Zoek de karige verschillen met 2019! En let even op het begin van de laatste strofe.
Tot later.
Marc
Het geluid van vallende regeringen
Werden we gewoon gelijk het geschrei
Van het kind in de kamer beneden.
Dronken haperend aan vensterbanken
Dreven door de straten werklozen en khaki.
De menigte werd vredemoe.
Vijf jaren oorlog dienden
Om ons te bezinnen.
Daarna stonden we bang en verbaasd
Op de trottoirs te gapen naar
De intrede van de vergeten regering,
De zware ministers
Boordevol dankbaarheid voor de Bom.
En ondanks alles verheugden we ons:
Was niet de haat tot vrede gebloed?
En nu.
De oude ziekten zijn geneesbaar,
Van de nieuwe de slachtoffers onvoldoende.
Regeringen vervallen tot dictatuur.
Sommigen vluchten reeds naar de maan.
De menigte wordt vredemoe
Schitterend 😘
Sent from my WIKO PULP 4G
LikeLike